Marktsocialisme.

Pas toen Mao in 1976 stierf werd de Culturele Revolutie beëindigd. Na een machtsstrijd en de gevangenschap van de Bende van Vier, die volgde op Mao's dood, werd de in economisch opzicht pragmatische Deng Xiaoping de onbetwiste leider, die de economie liberaliseerde (Marktsocialisme). Hierdoor begon China zich op te werken tot een grote economische mogendheid. China stelde zich weer open voor handel met het buitenland via de nieuw opgerichte Speciale Economische Zones. De absolute macht van de communistische partij werd echter gehandhaafd, desnoods met harde middelen zoals vooral bleek tijdens het Tiananmen-protest in juni 1989.

In de jaren 90 kwam de macht in handen van Zhu Rongji en Jiang Zemin, beiden oud-burgemeesters van Shanghai. Onder hun bewind werd grote economische vooruitgang geboekt met als resultaat dat 150 miljoen Chinezen niet meer in armoede leefden. Tegelijkertijd werd het district Pudong in Shanghai ontwikkeld tot het nieuwe financiële en commerciële centrum van China, zoals Shanghai dat tot de jaren 30 van de 20e eeuw ook was. In 2001 trad China ook toe tot deWereldhandelsorganisatie.

De economische vooruitgang die onder Deng werd ingezet leidde tot grote vooruitgang in de levensstandaard van velen, voornamelijk in het meer ontwikkelde oosten. Daarnaast heeft de bevolking onder het huidige regime meer persoonlijke vrijheden en mogelijkheden gekregen. Er zijn echter ook mensen, waaronder boeren, die hebben moeten plaatsmaken om ruimte te creëren voor deze groei en daar ook hun onvrede over hebben geuit. Ook is er nog vrij veel nostalgie voor de periode onder Mao.